LEADER in Vlaanderen: een stand van zaken

LEADER en samenwerking
Kevin Grauwels van de Vlaamse Landmaatschappij
Brochure over LEADER in Vlaanderen
Kunst langs een GR-route in de Vlaamse Ardennen - LEADER-project

In het interview eerder dit jaar met de Vlaamse Landmaatschappij, de beheersdienst voor de GLB-maatregel LEADER, las u al een stand van zaken over LEADER in de nieuwe programmaperiode. In dat artikel stond ook dat de nieuwe Lokale Actiegroepen (LAG) tegen ten laatste 31 mei hun Lokale Ontwikkelingsstrategie moesten indienen. Een LAG is een publiek-privaat partnerschap dat actief is in een afgebakend plattelandsgebied. Deze LAG is onder meer verantwoordelijk voor de selectie van projecten, de begeleiding van de promotoren, de financiële en inhoudelijke opvolging van de uitvoering van de Lokale Ontwikkelingsstrategie, voorlichting en promotie … Een Lokale Ontwikkelingsstrategie, kortweg LOS, is een ontwikkelingsplan op maat van dat plattelandsgebied.

Kevin Grauwels van VLM geeft een update over hoe het staat met het proces: “Uiteindelijk dienden 15 gebieden een LOS in. Dat zijn drie gebieden meer in vergelijking met de vorige programmaperiode, onder meer omdat de PDPO III-maatregel ‘Omgevingskwaliteit’ verdwenen is. Dat was van 2014 tot 2022 een andere plattelandsmaatregel die ook inzette op gebiedsgerichte plattelandsontwikkeling. In de nieuwe programmaperiode kan dat enkel via LEADER, waardoor er nu meer gemeentes toetreden tot een LAG om te kunnen blijven inzetten op de ontwikkeling van hún plattelandsgemeente.”

Vlaanderen is dichtbevolkt in vergelijking met andere EU-lidstaten. Wat zijn plattelandsgemeenten precies? Kevin: “Europa laat de invulling daarvan aan de lidstaten zelf. Zo is in het GLB Strategisch Plan voor Vlaanderen bepaald dat een plattelandsgebied minder dan 350 inwoners per km² telt of het ruimtebeslag minder dan 30% bedraagt. Een LEADER-gebied moet ook minstens uit drie aaneensluitende plattelandsgemeenten bestaan.”

Wat na de indiening van een LOS?

Er zijn dus 15 LEADER-gebieden in de programmaperiode 2023 – 2027. Maar hoe worden die strategieën beoordeeld? Kevin licht toe: “Om te starten, geef ik graag mee dat we vanuit de VLM drie beleidsthema’s naar voren geschoven hebben waarrond de LAG’s moeten werken en die dus verwerkt zijn in hun Lokale Ontwikkelingsstrategie. De keuze voor de thema’s gebeurde op basis van de lokale noden.

  • Met het thema ‘duurzame landbouwproductie en -afzet en valorisatie van biomassaresten’ kiezen we voor een gezonde plattelandseconomie.
  • Met ‘levendige en leefbare dorpen’ willen we het maatschappelijk weefsel waar nodig versterken.
  • Via ‘biodiversiteit en landschapskwaliteit’ werken we o.a. aan uitdagingen rond klimaatverandering, natuur en milieu, en dergelijke meer.”

Naast de drie thema’s is er ook een interventielogica. “De interventielogica dient in eerste instantie als tool om specifieke doelstellingen te verduidelijken en verantwoorden. Wat beoog en verwacht je op lange termijn?”

Na 31 mei heeft een technische werkgroep alle strategieën nagelezen, en dit per provincie. Kevin: “In deze werkgroep zetelden zowel experten van de Vlaamse overheid, de provincies als onafhankelijke wetenschappers. Zij lazen en beoordeelden de ingediende LOS-dossiers en gaven hun advies. In tussentijd kregen de LEADER-gebieden nog kansen om hun kandidatuur te verduidelijken, indien dat nodig was. VLM heeft als beheersdienst de manier van aanpak gecoördineerd, zodat dit conform was voor gans Vlaanderen. Voor ons was het belangrijk om erop toe te zien of er vertrokken was van een gebiedsanalyse, maar ook of de link met de drie beleidsthema’s er was. Daarnaast keken we er bijvoorbeeld ook op toe of het participatieproces goed verlopen is, of er effectief gebruik gemaakt werd van de resultaten van dat proces, of er een logische budgetverdeling op basis van de lokale noden was  …”

Vlaams Management Comité

Het advies van de vijf provinciale technische werkgroepen gaat nu naar het Vlaams Management Comité (VMC). “Zij geven op hun beurt een advies over de strategieën en baseren zich daarbij op de aanbevelingen van de technische werkgroepen. Het advies van het Vlaams Management Comité dient als basis voor de definitieve goedkeuring van de strategieën en de erkenning van de LEADER-gebieden door de Vlaamse Regering. Dit comité kwam voor het eerst samen in de eerste helft van september.”

Daar stopt het werk van het VMC echter niet. “Ook na de goedkeuring van de LEADER-gebieden zal dit comité tijdens de looptijd van het LEADER-programma een rol blijven spelen. Enerzijds om de kwalitatieve uitvoering van de strategie door elk gebied te garanderen en anderzijds om eventuele wijzigingen aan de strategie goed te keuren of specifieke categorieën van projecten goed te keuren. We verwachten dat het VMC één keer per jaar zal samenkomen.”

Het Vlaams Management Comité bestaat uit:

  • vijf provinciale gedeputeerden voor Plattelandsbeleid;
  • minister van Plattelandsbeleid;
  • vertegenwoordiger van de minister-president;
  • drie viceministers-presidenten;
  • adviseur vanuit Departement Landbouw en Visserij;
  • Vlaamse Landmaatschappij als secretariaat.

Nieuwe LEADER-projecten vanaf 2024

“Als we ervan uitgaan dat de Vlaamse Regering dit najaar de Lokale Ontwikkelingsstrategieën en de LEADER-gebieden goedkeurt, kunnen de eerste oproepen dit najaar gelanceerd worden. De projecten starten dus ten vroegste vanaf 2024. Er zal ook een continue projectaanmelding zijn, waarbij promotoren doorheen het ganse jaar hun projectidee kunnen aanmelden via een A4’tje.”

“Een consultancybedrijf keek voor ons al de goedkeuringsprocedure van de LAG’s na, met aandacht voor projectmakelaarschap. Nieuw is dat we in deze programmaperiode de technische beoordeling en finale goedkeuring uit elkaar trekken. Enerzijds zal er een groep van experten zijn voor de technische beoordeling. Deze groep maakt een analyse op projectniveau: is het een innovatief project, heeft het een toegevoegde waarde, zit het projectmatig goed in elkaar … Anderzijds zal de LAG kijken of het project past binnen het LEADER-gebied. Want een project kan op zich wel uitstekend zijn, maar past misschien niet binnen de lokale context en noden van een gebied.”

Op de lauweren rusten?

Het voorbereidend werk is nog niet af. Kevin verduidelijkt: “Vanuit het beleid bekijken we hoe we verder kunnen inspireren en kennisdelen. ‘Projectmakelaarschap’ is heel belangrijk in deze programmaperiode. Dat is niet helemaal nieuw voor onze LAG’s, maar we willen hen daar uiteraard voldoende bij ondersteunen. Op budgettair vlak hebben we daar ook rekening mee gehouden. Dat kan ook verschillen per Lokale Actiegroep. Doorgaans kunnen we stellen: hoe groter het plattelandskarakter van een LEADER-gebied, hoe groter de uitdagingen en de mogelijkheden om LEADER  te implementeren.”

In het najaar organiseren het Vlaams Ruraal Netwerk in samenwerking met de Vlaamse Landmaatschappij een startdag LEADER voor LAG-leden.

Delen: